Het cliché is waar. Je weet pas wat je mist als je het niet meer hebt. Of misschien wel meer: je weet pas wat je had als je het mist. Niet eens kunnen duiden wat het dan precies is, maar dat knagende gevoel van binnen gaat maar niet weg.

Natuurlijk weet je wel wat er aan de hand is. Je hebt verdriet. Dat is een gevoel dat we allemaal kennen. Verlies geeft verdriet. Welk verlies het ook betreft. Pas een paar dagen later besef je goed wat het verlies heeft achtergelaten.

Afscheid valt zwaar

Het is alweer 2 jaar geleden dat ik mijn twee lieve katjes heb moeten laten inslapen. Mensen die mij goed kennen, weten dat ik vrij nuchter ben. Ik had dan ook niet verwacht dat dit de impact zou hebben die het had. Uiteraard wist ik wel dat ik gek was op die twee ouwe gebakkies, maar nooit had ik kunnen voorspellen dat ik ze zo vreselijk zou missen.

Wat waren ze leuk!

Lara, ook wel Osama Bin Lara genoemd, was een felle tante. Toen ik haar net had, kwam ze eens vanaf de andere kant van de woonkamer aanrennen om vervolgens op de bank te springen en me een lel (nagels incluis) te verkopen in mijn gezicht. Probeer dat de volgende dag maar eens uit te leggen aan je verbaasde collega’s. Uiteindelijk zijn we nader tot elkaar gekomen en bleek ze ook een heel lieve kant te hebben. Tot op zekere hoogte. Dat moet ik er eerlijkheidshalve wel bij vermelden. Harri daarentegen was de aller-, aller-, aller- (let op alle ‘allers’) liefste kat die ik ooit heb meegemaakt. Harri wilde kroelen. Altijd en overal. Tot ik er gek van werd. Liep ik naar de keuken, Harri ging mee. Naar bed? Harri mee. Op de bank? Harri op schoot. Hij wilde het liefst op mijn hoofd, in mijn nek, zo dichtbij mogelijk. Echt mijn kat. Mijn Harri. En nu is hij er niet meer. Nu zijn ze er allebei niet meer.

Uiteindelijk komt alles goed

Hoe hard ik ook geroepen heb dat ik NOOIT meer een kat zou nemen.. Vier weken later waren er twee nieuwe katten. Ze moesten heel erg aan me wennen. Maar misschien moest ik nog wel meer wennen aan hen. Geen Harri. Geen Lara. Twee schichtige beestjes die bij het minste of geringste achter de bank, op de kast, onder het bed schoten. De eerste weken heb ik regelmatig gedacht dat het niet goed zou komen tussen mij en die rare wezens in mijn huis. Heel lang nog hebben ze gevoeld als een soort ‘logeerkatten’. Leek het net alsof iemand ze ieder moment kon komen ophalen en die andere tijgers dan weer terug zou brengen. Maar inmiddels heb ik ze geloof ik wel geaccepteerd. En zij mij ook. En ondanks het feit dat ze niet te vergelijken zijn met de vorige bewoners zijn ze van mij. Het zijn mijn katten. Mijn huisgenoten. En ik ben hun slaaf. Zoals dat hoort bij katten. Ik miauw van ze.


Dit artikel is 3.752 keer gelezen | Geschreven door

Over de auteur

Nancy, Nance voor intimi, 35 lentes jong. Bediende van Yoda en Jar Jar. 2 lieve asielkatten die nog steeds iedere dag kleine stapjes maken. Werkzaam als teamleider binnendienst en naast katten ook dol op alles wat te maken heeft met beauty, lifestyle en voetbal.