Op tijd z’n natje en droogje, regelmatig een schone bak, voldoende speelgoed, de nodig aandacht van mij en meneer is best tevreden. Meestal dan. Want soms zit hij voor raam naar de tuin de staren met een blik vol verlangen. Verlangen naar buiten, naar het grote avontuur. Maar Floris is een binnenkat.
Toen hij nog een kitten was, piekerde ik er niet over hem die grote boze wereld in te sturen. Stel je voor zeg! Zeker niet met in achterhoofd de waarschuwing van de cattery dat raskatten steeds vaker worden gestolen. Gestolen!? Nou, ik zou er wel voor zorgen dat niemand mijn kat kon stelen. Hoe? Niet naar buiten!
Maar ja wat kon er eigenlijk gebeuren in onze volledig afgesloten tuin… Dus mocht hij toch af en toe naar buiten. Onder streng toezicht, dat wel. Heerlijk vond hij dat: struinen door de struiken, rollen in het gras, liggen in het zonnetje. Tot mijn grote opluchting deed hij geen enkele poging om over de schutting te klimmen. Sterker nog: bij het minste of geringste rare geluid stond onze held op sokken weer binnen. Zie je wel: niets aan de hand.
En al werd meneer in de loop der tijd groter, sterker en vooral stoerder, hij bleef uit de buurt van de schutting. Het toezicht werd daarom steeds minder streng. Fout! Heel fout! Zo bleek niet veel later. Want, ja je voelt het al aankomen, bij het eerste, beste moment dat er niemand op hem lette, klom Floris de tuin uit, het grote avontuur tegemoet. En ik? Ik had niets in de gaten. Ook niet toen ik hem riep en hij niet kwam. Hij maakte er namelijk wel vaker een spelletje van. Hij verstoppen, ik zoeken en dan heel snel naar binnen rennen. Deze keer dus niet. Ik werd enigszins ongerust. Nog een keer zoeken dan maar. Weer zonder resultaat. En nog een keer. Niets. Opeens drong het tot me door: Floris is niet meer in de tuin. Binnen dan? Ook niet. Paniek!
Terwijl ik nog tig keer alle hoeken en gaten in huis en tuin controleerde, zochten vriend en zoon de omgeving af… Niets. Floris was nergens te bekennen. Het huilen stond me inmiddels nader, veel nader, dan het lachen. En hoewel ik er absoluut niet aan wilde denken, belde ik toch met de dierenambulance. Geen melding. Gelukkig. Amivedi (meldpunt gevonden en verloren huisdieren) dan. Ook daar geen nieuws. Wel een geruststelling: de meeste katten komen vanzelf weer thuis. De meeste…? Zou Floris wel weten hoe?
Uiteindelijk kwam ‘s avonds laat het antwoord: gekrabbel aan de schutting. Ik schoot naar buiten en zag in tuin van de buren nog net een kat wegrennen. Floris! Dat kon niet anders. En ja hoor, achter de vuilcontainer vond ik hem: blazend, grommend, bang en boos tegelijk. Eenmaal weer veilig thuis, vies maar niet gewond, duurde het een paar dagen voor meneer van zijn grote avontuur was bijgekomen. Echt fijn was het blijkbaar niet. Sindsdien houdt hij het, op mijn verzoek, bij staren door het raam. Misschien… ooit…