Mick was een bijzondere vriend, een uniek kater. Dat er geen tweede zoals Mick zou zijn, wisten we al toen we – na véél wikken en wegen – toch besloten weer een kat(er) in huis te nemen. Vervuld van goede bedoelingen en met harten, overlopend van kattenliefde, bedachten we dat het toch wel heel mooi zou zijn om een wat oudere asielkat te kiezen, die wij dan met z’n tweetjes een fijne oude dag konden bezorgen en waar wij – ook niet onbelangrijk – veel affectie van terug zouden krijgen.
De praktijk wees anders uit, helaas. Zoals het zo vaak gaat met goede bedoelingen.
We haalden op 23 oktober 2010 na bijna een jaar rouwen om Mick, een 14-jarige rode kater uit het asiel, die daar al een jaar zat. Arme Gizmo, dachten wij. We gingen voor schut op de hartverscheurende foto in het plaatselijke sufferdje en gingen Gizmo redden van een lot dat hij vast niet verdiend had. Na lang wachten tot iemand van de “kattenafdeling” zich had kunnen vrijmaken om ons alles over Gizmo te vertellen, was het dan eindelijk zo ver dat we Gizmo konden zien. Het personeel van het asiel had Giz boven in de kantine gezet, in de hoop dat hij daar beter zou wennen aan het “onder de mensen” zijn. Ze hadden een speciale, dubbele hondenbench speciaal voor hem ingericht op twee tafels. Daar zat Giz niet. Met een getrainde blik keek de kattenverzorgster door de kantine en liep vastberaden op het krabpaaltje met pluche onderkomen af en draaide dat een slag de kamer in. Wij werden getrakteerd op twee grote, zwarte, geschrokken ogen, vóórdat Giz er in een flits vandoor ging en in sluipgang langs de muren van de kantine liep, om uiteindelijk in een kartonnen draagmand te belanden. Daar ging Lief nog even voorzichtig kijken, tot ook dat Giz te veel werd en hij opnieuw het rit aannam. Opgedreven door de kattenverzorgster vloog Gizmo uiteindelijk in “zijn” hondenbench, waar hij zich in het uiterste hoekje terugtrok om de boel eens goed te bekijken. Wij waren inmiddels aan de tafel gaan zitten in het midden van de kantine, wel in Giz’ gezichtsveld, maar niet al te bedreigend.
Ondertussen hadden meer kattenverzorgers zich verzameld in de kantine. Ze hadden het gerucht opgevangen dat Gizmo na een jaar verblijf in het asiel hun goede zorg dan toch eindelijk zou gaan verlaten en wilden duidelijk getuigen zijn van dit heugelijke, historische feit. Toen Giz een beetje bedaard leek, werd vakkundig zijn chip uitgelezen, waardoor hij natuurlijk weer overstuur werd. Ik ging rustig naar de bench en vroeg Giz of hij bij ons wilde wonen. Een dikke “knijp” met zijn groene ogen was mijn antwoord, wat ik als bevestiging opvatte. Gespannen wachtten de kattenverzorgers ons oordeel af en leken allen zichtbaar opgelucht toen wij aangaven, dat we Gizmo mee naar huis wilden nemen. Kennelijk hadden ze verwacht, dat we erop terug zouden komen. Giz was immers niet zo’n “leuke kat”. Wel heel lief, als hij je eenmaal leerde kennen, zo werd ons verzekerd. Wij twijfelden niet langer en de kattenverzorgster, die het meest vertrouwd was met Giz, sleepte hem uit de bench en in de reismand, die wij hadden meegenomen. Op naar huis.
Eenmaal thuis zetten we de reismand open en vloog Gizmo er als een rode schicht uit, in één rechte lijn onder onze salontafel. Die werd daarmee officieel zijn nieuwe “bench”. We hadden instructies meegekregen dat, mocht Gizmo weer “verstopgedrag” vertoonde, wij hem bij ons moesten betrekken. We mochten niet toestaan dat hij zich verstopte, anders werd hij nooit sociaal. Gizmo zou bovendien angst voor open ruimten hebben. Nu hebben wij best een royale huiskamer, maar het kwam niet op ons over of Giz daar bang voor was. We lieten hem maar even met rust. Zijn kattenbak – van tevoren al opgesteld – en voer- en waterbakjes zou hij ongetwijfeld later wel ontdekken, als hij erop uit zou trekken om het appartement te gaan verkennen. We hadden speciaal voer tegen blaasgruis voor hem meegekregen en vulden daar een bakje mee. Zo zou hij zich vast snel thuis voelen.
Lief ging even een boodschap doen en liet mij met de rode schicht achter. Moe van alle emotie ging ik even op de bank liggen. Wie schetste
Gizmo was thuis. mijn verbazing toen Giz uit zijn schuilplaats kwam en – via de rugleuning van de bank – op mijn benen kwam liggen. Just like that.
Tegelijkertijd klaarde het buiten op en brak er een zonnetje door, wat ik opvatte als een goedkeuring van Mick.
Maar helaas, zodra Lief weer terugkwam, schoot Giz weer in zijn “verbergmodus”. Ik was blij, dat ik de foto’s van mijn mobiel kon laten zien als bewijs dat Giz wel degelijk even uit zijn schulp was gekropen.
Het jaar flitste voorbij. Het was geen gemakkelijk jaar. Maar wij hadden Giz. Althans, dat was het idee. Hoewel onze mooie rooie Giz wel aardig leek te wennen aan zijn nieuwe omgeving en geen kans ongemoeid liet, ons flink te commanderen (zoals het een echte kat betaamt), werd hij niet veel socialer. In eerste instantie wilde hij best bij mij op schoot zitten, maar alleen als ik op een bepaalde plek op de bank zat. Helaas werden Lief en ik, vanwege zijn hernia, gedwongen van plek te ruilen en dat vond Giz maar niks. Eigenlijk vond Giz mijn Lief maar niks, hoewel die het grootste deel van de dag thuis was bij hem, hem aandacht en voer gaf en alles voor hem deed, wat een kat maar zou willen. Jammer genoeg kwam ik steeds thuis bij mijn “rosse mannen” die het niet konden vinden met elkaar. Giz leek zelfs steeds asocialer te worden, tot hij zelfs zó ver ging, dat hij tegen Lief begon te blazen en tegen mij ging lopen slijmen. Zoiets is niet zo fijn voor je relatie. We begonnen ons ook af te vragen of de scheiding van zijn vorige baasjes – de reden waarom Giz in het asiel belandde – misschien wel door hem veroorzaakt werd.
Toen we daarbovenop ontdekten, dat Giz – ondanks zijn nagelnieuwe kattenbak met het allerbeste grit dat we konden krijgen – de pot van mijn 10-jarige Japanse esdoorn, die we uit onze oude tuin hadden verhuisd, compleet had volgepist, was de maat toch wel vol. Deze kater kreeg alles en mocht alles, wat hij maar kon verzinnen. Waarom moest hij onze vrijgevigheid toch zo misbruiken? We moesten helaas constateren, dat we totaal geen affectie terugkregen voor al onze moeite – sterker nog, Giz ging volledig zijn eigen gang, en het leek hem koud te laten of wij er waren of niet. We begonnen steeds beter te begrijpen waarom Giz een jaar in het asiel had gezeten. Natuurlijk, herinnerden we ons, we hadden ons altijd al gerealiseerd, dat Giz géén Mick was. Maar we hadden hem een eerlijke kans gegeven. We moesten concluderen dat Giz in een jaar niet socialer was geworden. Sterker nog, hij kon aardig asociaal uit de hoek komen, met bijvoorbeeld de belachelijke gewoonte om het op een kotsen te zetten wanneer iets hem niet zinde. Of zich afzonderen op het balkon of ergens in een hoek, zodat het leek of we helemaal geen kat hadden. Onze goede voornemen daargelaten, moesten we toch toegeven dat we een kat toch ook voor onszelf hadden. We voelden ons vreselijk, maar waren het er over eens. Na ons kortstondig “avontuur” met de asielhond de vorige zomer, moesten we weer een dier terugbrengen naar het asiel. We wisten, dat we weerstand zouden krijgen. Toch sprak het wel in ons voordeel dat we het een jaar lang met Giz hadden geprobeerd. Behalve Gizmo werden die dag nog 3 katten teruggebracht.
“Dit is een slechte dag” concludeerde één van de receptionistes. Na lang wachten werden we met Giz apart genomen en konden we dezelfde oeverloze discussie aan, die we al met de hond hadden meegemaakt. Het asiel is een mooie instelling, en het is goed dat die bestaat. Maar omdat zo’n instelling draait op uitsluitend vrijwilligers, subsidie en donaties, laat de begeleiding van de dieren te wensen over, wat wij tot twee keer toe mochten ervaren. De dieren worden opgevangen, maar meer ook niet. Er wordt niets met de dieren gedaan, om ze socialer te maken, of ze ongewenst gedrag af te leren. Zo kan het dus gebeuren, dat dieren soms meerdere malen terugkeren in het asiel. Bovendien bleek achteraf, dat we verkeerd waren voorgelicht. Wij kregen sterk de indruk, dat de medewerkers van het asiel “een draai” hadden gegeven aan het verhaal van het dier, om het maar te kunnen plaatsen. Jammer genoeg komt de waarheid altijd aan het licht en is het dier daar niet altijd bij gebaat.
Inmiddels zijn we dus weer een paar maanden katloos. Aan de ene kant was het wennen, maar aan de andere kant hadden we wel weer veel meer rust in huis, waar we juist zo’n behoefte aan hadden. Noem ons maar egoïstisch, of geen echte dierenliefhebbers. We hebben ons schuldig genoeg gevoeld, maar blijven erbij dat we de juiste beslissing hebben genomen. Lief wil voorlopig helemaal geen dieren. Ik mis het wel om een huisdier te hebben, maar besef me ook dat de timing nu verkeerd is. Er komt vast nog wel een kat. Of twee. Of een hond én een kat. Maar nu even niet.
Op het nieuwste boekje van Simon’s Cat na, dat Lief als kerstcadeautje van mijn moeder kreeg, is dit een Katloze Kerst.