‘Kunnen we in de kroeg afspreken?’ vroeg een vriendin laatst. Schoorvoetend gaf ze toe dat ze liever niet meer bij mij thuis komt vanwege ‘mijn katten.’ Niet omdat mijn katten haar ooit wat gedaan hebben, maar omdat ze een hekel heeft aan katten. Sterker nog, ze haat ze. En zij is niet de enige vrouw.

Katten krabben
Dat is natuurlijk vloeken in de kerk op een site voor mensen die wel van katten houden. Maar aangezien ik – om even een voorbeeldje te noemen – en reptielen geen vrienden zijn, geef ik iedereen het voordeel van de twijfel. ‘Waarom heb je dan zo’n hekel aan katten?’ vroeg ik dan maar aan de vriendin later in de kroeg. ‘Nou, ze krabben. En ik vind ze onvriendelijk uit de ogen kijken.’ Ik keek haar verbaasd aan. ‘Ook mijn katten?’ Ze zuchtte.’Ja, ook jouw katten.’

Ik heb mijn best gedaan om mij niet beledigd te voelen. Al was dat behoorlijk moeilijk. Zelf vind ik – net als andere catladies – dat ik de liefste katten ter wereld heb. Nog nooit hebben ze iemand gekrabd, aangevallen of agressief aangekeken. Het zijn juist knuffeldozen van de eerste orde die een beetje ondeugend zijn en hoogstens een beetje onaardig doen tegen de leenhond. Maar dat is het.

‘Ik vertrouw ze niet’
‘Ik hou ook niet van katten,’ gaf mijn nichtje laatste op een familiefeestje toe. ‘Ik vertrouw ze gewoon niet,’ verduidelijkte ze. ‘Maar mijn katten doen dat echt niet,’ probeerde ik nog – hoe cliché – er tegen in te brengen. ‘Dat zal wel, maar ik vind ze eng.’ Ik probeerde me hier iets bij voor te stellen, want ik associeer veel met katten, maar niet dat ze eng zijn.

Maar hé, misschien boezemen sommige katten mensen wel angst in. Het kan. Toch, de meeste katten houden wel een aai en voelen niet de minste of geringste behoefte om iemand te krabben. Tenzij je ze verrast of iets teveel plaagt. Maar dan sta ik ook niet voor een hond, vis of hamster in.

‘Ik vind ze vies!’
‘Ik vind katten ook helemaal niets,’ riep een andere vriendin die nog liever een olifant zou houden in haar huis, dan een paar katten. ‘Eerst gaan ze in de kattenbak en dan springen ze met het grind onder hun poten op jouw bank. Of nog erger, jouw bed!’ gruwelde ze. ‘Vervolgens zie je overal krassen en vind je overal haren terug. Jugh!’ besloot ze. ‘Ik vind ze vies!’

Natuurlijk kwam hierdoor ook weer de kattenmoeder in mij naar boven. ‘Maar ze zijn niet vies en ze wassen zichzelf goed,’ riep ik. ‘En je kunt ook gewoon de deur van de slaapkamer dichthouden!’ Maar het mocht niet baten. Die vriendin vindt de katten nog steeds vies. De andere vriendin wil niet bij mij thuis komen en mijn nichtje vertrouwt katten nog steeds niet.

Vrouwen die stiekem best van katten houden
Gelukkig is er nog hoop voor deze vrouwen. Mijn moeder is het levende bewijs. In een ver verleden had ze een spuughekel aan katten. ‘Wat heb je daar nou aan? Doe mij maar een hond.’ Maar ze draaide 180 graden na het zien van mijn twee enthousiaste Bengaalse kittens. ‘Wat een lieverdjes. Wat zijn ze mooi! Ik ga ze even knuffelen hoor!’ Mijn moeder pakte de kater, knuffelde hem even goed en ze nam hem op schoot. Het was een historisch moment. Twee Bengaalse kittens hadden voor het omslagpunt gezorgd.

Nu die vriendinnen en mijn nichtje nog. Als ze tenminste nog eens bij mij thuis willen komen. Anders kunnen mijn Bengalen hen natuurlijk nóóit bekeren.


Dit artikel is 7.876 keer gelezen | Geschreven door

Over de auteur

Deze catlady doet in het dagelijks leven iets met schrijven. Al word ik regelmatig afgeleid door mijn twee eigenwijze Bengaalse katten, Jambo en Tsavo. Never a dull moment met deze monsters ...