Een keiharde gil, geblaas en een klap. Jan en ik rennen naar de keuken, want daar komt het erbarmelijke gemiauw vandaan. Met z’n pootje tussen de scharnieren van het bovenste keukenkastje (dat naar boven toe wegklapt) hangt Nicolai met zijn volle gewicht aan dat ene pootje dus.
“Aaaah,” schreeuw ik. Want in geval van nood, heb je aan mij dus niks. Koelbloedig als altijd maakt Jan Nicolai voorzichtig los. Een keiharde beet in zijn hand is daarvoor zijn beloning. Maar ja, Nicolai heeft duidelijk pijn. Hij hinkelt snel onder de tafel. Geschrokken van zijn eigen idioterie. Zijn poot wordt bijna meteen een stuk dikker dan bedoeld en om het goed te maken begint hij er uitgebreid aan te likken. Het doet duidelijk pijn.
“Goedenavond, spoedkliniek gezelschapsdieren Utrecht…” We kunnen er direct terecht. Als een gek sprinten we naar de auto. Nicolai miauwt in zijn mandje alsof hij eindelijk de baard in zijn keel heeft gekregen. Een diepe, bijna wanhopig klinkende miauw die mijn oren helemaal niet kunnen verdragen. Of het van de pijn is of van het ongenoegen over de onvoorbereide reis weet ik niet. Zo goed spreek ik geen kats.
Bij de kliniek zijn we direct aan de beurt. Met de dierenarts lopen twee dierenartsen in opleiding mee. Ze zijn duidelijk nog niet heel erg goed in praatjes maken. Gelukkig zijn wij dat wel en gelukkig biedt een Bengaal altijd reden tot geklets: “Wat een mooie kat. Die print is echt mooi.” Dat weten we natuurlijk allang. Intussen ligt Nicolai keihard te rillen en te spinnen. Dat schijnen katten namelijk niet alleen te doen als ze blij zijn (spinnen) maar ook wanneer ze pijn hebben. En dat heeft hij.
Gelukkig heeft de dierenarts goed nieuws: “Het voelt niet gebroken. We geven hem een pijnstiller en dan zou het dit weekend beter moeten gaan. Wordt het nou slechter, kom dan terug. Is het maandag nog niet voldoende verbeterd, ga dan even langs bij je dierenarts. ” Pfew. Opgelucht en bijna net zo trillerig als Nicolai haal ik adem.
Bij de balie mogen we pijnstillers ophalen. Voor ons 3 dames die alledrie in tranen zijn: “Maandag belt het creamtorium,” vertelt de baliedame hen. “Je zorgt toch wel goed voor haar he?” Vraagt de oudste van de drie. Ik voel vreselijk met ze mee. Wat een ramp ook die huisdieren. Je kunt alleen retorisch met ze praten, maar toch zijn ze zoooo gezellig en lief.
“Dat is dan 100 euro,” de baliedame zegt het alsof het niks is. En ach, ik heb het natuurlijk eindeloos voor Nicolai over, maar je zal het maar niet kunnen betalen voor je doodzieke spoedgevalletje (wat bij ons dus wel meeviel, qua doodziek enzo). Nadat ik Nieuw heb gepind kunnen we weer op pad met Nicolai en een dosis pijnstillers voor het weekend. Op de terugweg is hij stil. Waarschijnlijk omdat de pijnstillers beginnen te werken. Als het watje dat ik ben wanneer het op mijn katten aankomt (verder ben ik natuurlijk een bikkel) huil ik stiekem wat tranen weg van opluchting. Toch niemand die het ziet, dus waarom ook niet.
Thuis is het snoepjestijd voor zowel Nicolai als Anastasia. Dat is een taal die ze tenminste direct begrijpen. Met een kus op die harige koppies is het drama weer voorbij voor nu. Pffffffff
(ook geplaatst op xa4a.net)